Koreantaine

Het was de dag voordat Riemer en ik naar Disneyland gingen, dat ik besloot om Korea te proberen. Ik wachtte inmiddels al meer dan een jaar op Japan, en het zag er niet uit alsof er de komende tijd iets zou veranderen. En nog langer bij Riemer in de woonkamer kamperen, of in hotels in Utrecht, leek me niks. Dus het werd Korea.

Als je al een jaar op Japan wacht, dan is Korea belachelijk simpel. Je vraagt online inreistoestemming (K-eta) aan, je krijgt daar binnen 24 uur antwoord op, je doet een PCR-test en hoppa. Korea wacht op je. Ik deed mezelf een enkeltje business class cadeau, in de hoop wat te kunnen slapen.

Balie Slalom

Ik sliep misschien vier uurtjes (want slapen met een FFP2-masker is geen pretje), en toen was het tijd voor de Grote Korea Balie Slalom, ofwel, de eindeloze procedures op het vliegveld. Ik had al m’n papierwerk (PCR-certificaat, printje van m’n K-eta en de vier formulieren die ik in het vliegtuig in moest vullen) in een mapje gestopt, maar bij welke balie ze welk papiertje wilde hebben was me niet altijd even duidelijk. Ik zal proberen het zo goed mogelijk terug te halen.

De eerste balie die ik tegenkwam wilde mijn PCR-certificaat hebben. In ruil daarvoor kreeg ik een sticker op mijn paspoort, waarop hoogstwaarschijnlijk stond dat de check oké was. Ik weet niet meer zeker of er nog een balie tussen zat, maar daarna kwam ik in een rij terecht voor mensen zonder Koreaans paspoort. Er stond een klein kraampje met simkaarten, maar ik had een e-sim dus voor mij was dat niet nodig. In de rij hingen overal briefjes met een QR-code, waarmee je een app kon downloaden. Eenmaal aan de beurt nam ik plaats tegenover een man in hazmat-suit, met mondmasker en gezichtsschild, achter zo’n plexiglas wandje. Hij wilde mijn telefoon hebben, en hielp me met het instellen van de app.

Ik weet niet precies wat er misging, maar mijn Koreaanse telefoonnummer deed het niet. Het internet via de e-sim werkte al de hele tijd prima, maar kennelijk duurde het iets langer om het nummer te activeren. De app wilde een telefoonnummer, anders kon de installatie niet worden afgerond. Mijn Nederlandse nummer mocht niet.

Oh-oh, hier gaan we, zo dacht ik. Ze sturen me vast linea recta weer terug. (Of anders in ieder geval terug naar de simkaart-kraam.) Maar de man vroeg of ik nog andere contacten had. Had ik niet. Toen stelde ik voor om het nummer van het hotel dat ik had geboekt voor na de quarantine te gebruiken. De man belde eventjes met het hotel om mijn boeking te verifiëren, en toen was het goed. Pfiew.

Het volgende loket was de quarantaine-check. Een dame vroeg me of ik familie in Korea had. Had ik niet. “Weet je wel dat je dan 10 dagen in een quarantine facility moet?” Natuurlijk wist ik dat. Ik had niet voor niks een koffer vol met snacks meegenomen. Ik kreeg een rood kaartje om om mijn nek te hangen, en een rode sticker op mijn paspoort: quarantaine. Er waren ook gele kaartjes, die gingen later ook mee naar het hotel, maar die hadden vast andere voorwaarden of zo? Afijn. Volgende loket.

Paspoortcontrole. Eindelijk. Zouden ze me er hier dan alsnog uit gaan gooien? Welnee. Ik gaf haar het K-eta formulier (denk ik?), en de dame achter dit loket vroeg me wat ik kwam doen. “Nou ja eh, ik zou eigenlijk mijn bedrijf naar Japan verhuizen maar ja, die zijn nog steeds dicht, dus ik dacht, laat ik Korea eens uitchecken…” De vrouw moest lachen en liet me door naar de volgende stap: m’n koffers!

Dit gedoe duurde alles bij elkaar zo’n anderhalf uur, denk ik. In de bagagehal nam ik even de tijd om naar de wc te gaan, maar op zich waren er gelukkig op verschillende punten in dit traject toiletten te vinden. Ik hoor van mensen die naar Japan terugkeren dat het daar wel anders is. Afijn, mijn koffer cirkelde natuurlijk al een uur rondjes op de band, dus die had ik snel gevonden. Ik gaf het niets-om-aan-te-geven-briefje aan de douanebeambte, en die vond me er totaal betrouwbaar uitzien, dus ik mocht doorlopen.

Busje komt zo - of nou ja, ooit

Normaal kom je nu door grote schuifdeuren en ben je in het land. Klaar, finish, insert Mario-vlaggenstok-finishgeluidje. Maar deze keer niet. Ik moest met mijn rode kaartje door naar een wachtruimte, waar ik een andere Nederlander trof. Hij was hier voor werk. Hij moest ook naar het quarantainehotel, maar goed, dan kon hij vast werken in de juiste tijdszone. Niet veel later werden we opgehaald en naar een volgende wachtruimte gebracht. Note: deze wachtruimtes zijn niet veel meer dan een stuk aankomsthal met schotten eromheen. Hier zaten we wel een uur, en begon ik in te storten. Hier was geen wc, hier kon ik niet uit, en hier had ik ook geen idee hoe wat waar en wanneer. Ja, we zouden naar een hotel gebracht worden. Maar zaten we te wachten tot er genoeg mensen waren? Tot de bus er was? Tot er een hotel beschikbaar was?

Enniewee, toen we een uur later de bus in stapten, werd ons verteld waar we naartoe gingen. “You’re going to the Ramada hotel in Yongin!”, zei een knul in hazmat-pak, alsof we op schoolreisje gingen. Ik had inmiddels een Imodium achterover gegooid, want lange busreizen vind ik spannend. Ik was blij dat ik dat gedaan had, want het grote scherm in de bus gaf de verwachtte reistijd aan: “Nog 97 minuten!” Yikes.

De bus was stikheet, want het is hier winter en Koreanen houden niet van kou, of zo. Op het vliegveld was het ook al zo warm. Naast me in de bus zat een vreemde man die, als een ware maffiabaas, telefonisch mensen aan het bedreigen was. Althans, zo klonk het. Nu spreek ik geen Koreaans dus misschien was hij wel gewoon boos dat de pindakaas op was, maar de agressie in z’n stem was universeel. Hij had z’n mondkapje op z’n kin hangen, maar ik durfde er niks van te zeggen. Ik hield mijn FFP2-kapje stevig op in de sauna-bus.

Denk dat ze in plaats van lichtjes per ongeluk terrasverwarmers hebben geïnstalleerd of zo

Check check check-in

Gelukkig reed de buschauffeur als een malle, dus binnen een uur waren we bij het hotel. Mijn koffers werden besproeid met desinfectiemiddel en onze groep met rode kaartjes moest plaatsnemen in een soort geïmproviseerd klasje in de lobby van het hotel. Op de tafels was een papier met instructies geplakt: “Delete de quarantaine-app van het vliegveld, en installeer deze andere.” Mijn buurman en ik kregen de app niet geïnstalleerd, wegens gebrek aan telefoonnummer. “Oh, laat dan maar”, zei een jonge agent in hazmat-pak. “Het is toch niet verplicht.” Huh? Nou, kennelijk hoef je niet met een quarantaine-app te werken als je toch opgesloten zit in een quarantainehotel. Logisch eigenlijk wel.

Ik vulde mijn briefjes in: Allergieën? Nee hoor. Mental health issues? Totaal niet. Ik ben Heel Normaal. Ik heb geen idee wat er was gebeurd als ik wel hokjes had aangekruisd. Misschien hadden ze me dan geen kamer op de twaalfde verdieping gegeven met ramen die open kunnen. Afijn. Ik was als eerste aan de beurt, betaalde 891 euro (all-in!), kreeg een sleutelpasje, een tasje met snacks en cup noodles (het was inmiddels avond, en we hadden het diner net gemist) en mocht naar mijn kamer. Daar werd ik trouwens diezelfde avond nog uit mijn bed getrommeld: PCR-test! Er stond een dame in wit pak voor mijn deur met een wattenstaafje. Ze ragde ‘m allesbehalve subtiel door m’n neus en keel, en vervolgens heb ik er nooit meer iets van gehoord, dus het zal wel negatief geweest zijn.

Het uitzicht, zo cute!

Acclimatiseren

De eerste drie dagen waren best pittig: ik was totaal overprikkeld door de lange reis en vele vraagtekens onderweg, en ik moest wennen aan de kamer, toch weer een nieuwe omgeving. (En ik moest ongesteld worden, want ik dacht, dat kan er ook nog wel bij als ik toch nergens naartoe kan.) Ik zou graag af en toe een rondje wandelen, maar dat mag natuurlijk niet. Dus dan doe ik het raam maar open, steek ik mijn neus naar buiten, voel ik dat het zes graden vriest en dan vergaat de zin om een lange wandeling te maken me ook wel. De hoofdpijn is gelukkig inmiddels weggetrokken.

Tien dagen dit

Maar daar zit ik dan, op de twaalfde verdieping van een Ramada-hotel dat nodig gerenoveerd moet worden, net buiten Seoel, naast Korea’s grootste pretpark, Everland. Het park kan ik helaas niet zien, maar ik kijk uit op een straatje met restaurants en hotels, een grote touringcar-parkeerplaats en een schattig klein lightrail-stationnetje. Als ik mijn raam open doe, dan ruikt het naar Japan. Of nou ja, naar Korea. Of eigenlijk nog beter gezegd, naar eten. Maar die geur is voor nu het meest dichtbij de reis-experience dat ik in deze tien dagen zal komen.

Want ik moet hier dus tien dagen zitten. Ik krijg driemaal daags een maaltijd, koud maar gevarieerd, en heb een 20-pack halve liters bronwater (die ik onbeperkt kan laten aanvullen). Verder mag ik elke dag om 18:30 m’n vuilnis buiten de deur zetten, in een oranje zak met een groot chemisch afval-logo. Elke ochtend om 10:00 word ik bruut gewekt door een omroepbericht. Het eerste bericht vraagt ons in Koreaans, Engels, Chinees en Japans om onze temperatuur te meten. Het tweede bericht herinnert ons eraan dat we hier niet mogen roken, op straffe van deportatie. Dit bericht is in het Koreaans, Engels, Chinees, Arabisch(?) en Russisch. Japanners zouden zoiets nooit doen, of zo.

Uitzicht door m'n raam

"En Toeps, overleef je het een beetje?"

Jullie vragen je misschien af of het pittig is, zo’n quarantaine. Nu ben ik pas op de helft, maar het antwoord is nee. Allereerst hoef ik nergens over na te denken. Ik hoef niet te koken, ik hoef nergens heen. Wat een rust! Verder heb ik internet, dus ik ben volop aan het werk. De rest van de tijd slaap ik. Eerlijk gezegd zie ik meer op tegen de busrit naar het treinstation als ik straks weer vrij ben, dan tegen de komende vijf dagen. Want dit is heerlijk.