“Dat is een hele stap”, aldus mijn coach. Ze pakt een stift en begint op het bord te tekenen. “Wat zijn de voorwaarden om samen te kunnen wonen?”
Samenwonen? Euh, ja. Op proef, in eerste instantie. Vrijdag staat Riemer bij mij voor de deur met een stapel kleren, zijn televisie, Apple tv en iMac. Bij mij? Jep, bij mij. Want ik heb zo’n gaaf huis.
“Maar hoe lang kennen jullie elkaar nu? Twee maanden? Heb je zijn ouders eigenlijk al wel eens ontmoet?” Nu wonen de ouders van Riemer in Thailand, dus die had ik tot voor kort nog niet ontmoet. Dit weekend was het zover, omdat zijn ouders zaterdag zijn geland vanuit Thailand voor een korte “vakantie” hier. De ontmoeting verliep vlekkeloos, althans, voor mij dan. Riemer raakte wat overprikkeld door spelende neefjes met Duplo-autootjes over plavuizen en een iPad-piano-app. Interessant om dat ook eens van een andere kant te zien; normaal gesproken ben ík het die dan in mijn eigen cocon duikt en het liefst weg wil. Maar ik had nergens last van, dronk mijn thee, at een koekje en luisterde naar de verhalen van Riemers moeder.
Mijn coach stond met haar stift bij het bordje en vroeg het me nog een keer. “Wat zijn de voorwaarden om samen te kunnen wonen?” Ik keek haar glazig aan, snapte niet helemaal wat ze wilde. “Eh, je moet lang met elkaar opgescheept kunnen zitten?” “Ja, goed zo!” Mevrouw de coach noteerde mijn antwoord op het bord.
Weer keek ze me vragend aan. Ik keek even vragend terug, me afvragende of ze nu écht alle open deuren wilde horen. “Je moet elkaar vertrouwen”, zei ik. “Goed zo!”, zei de coach. Duh, dacht ik.
Ze ging nog even door. Inmiddels ging ze het lijstje zelf maar aanvullen. “Je moet elkaars goede en slechte eigenschappen kennen. En elkaars achtergrond.” Gelukkig hebben wij de 36 vragen uit een van mijn vorige blogposts inmiddels bíjna allemaal gehad, dus we weten een hoop over elkaar. Slechte eigenschappen… Euh, Riemer laat altijd de wc-bril omhoog staan? Hmm, ik kan eigenlijk niet veel opnoemen. Is dat een slecht, of juist een goed teken?
Mijn coach was erg doortastend. Zó doortastend, dat ik een beetje het gevoel kreeg dat ik me moest verdedigen. Welke gek gaat er nu na twee maanden samenwonen? Ik beeldde me zo in dat ze dacht: “Daar heeft dat autistische meisje vást niet goed over nagedacht!” Maar ik hield me sterk, gaf overal een klinkend antwoord op en dacht: ha! I got this!
En nu? Nu werd ik vanmorgen wakker in mijn bedje, een van de laatste keren alleen. Mijn bedje is zó lekker, alleen. Nu treinde ik halverwege de dag naar Riemers huis, om daar verder te werken. Had ik even mijn uitje, en bij hem werkt het soms stukken lekkerder dan thuis. Even geen afleiding, of zo. Dus nu denk ik: Waar ga ik in hémelsnaam aan beginnen?! Paniek. De Ikea-kast die we maandag kochten, zodat ook Riemer zijn kleren ergens kwijt kan, mist nog steeds een laatje. Uitstelgedrag?
Ja, ik wil het wel hoor. Maar het is eng. Doodeng. Samenwonen.