Toeps in het kinderwarenhuis

“Are you okay?”, vraagt Kei. We zitten te eten aan een tafeltje op de vierde verdieping van een warenhuis. Deze verdieping is gespecialiseerd in kinder-spul, dus overal om ons heen zitten moeders met krijsende blagen. “I’m allright”, antwoord ik. Shit, denk ik. Is het zo duidelijk dat ik overprikkeld raak?

Ik had Kei eerder al verteld over mijn boek, en over autisme. Het is iets dat in Japan veel minder bekend is, enerzijds omdat er een stigma heerst omtrent mentale problemen, anderzijds omdat je als autist waarschijnlijk veel makkelijker meekomt in een gestructureerde samenleving als de Japanse. De meeste mensen met autisme krijgen pas een diagnose als ze vastlopen, dus wie nooit vastloopt, blijft gewoon die maffe densha otaku (treinennerd). Kijkt geen Japanner van op.

Goed, ik had Kei verteld over overprikkeling, en ik vond het lief dat ze rekening met me probeerde te houden. “Als je weg wil, gewoon naar buiten gaan hoor, dan koop ik wat ik moet hebben en kom ik daarna naar je toe!” – “Nee nee, het gaat wel, het kan alleen dat ik je soms niet helemaal begrijp.” Communiceren in Japans en Engels ís al lastig, laat staan in een winkelcentrum met gillende blagen all over the place.

Maar ik wilde juist graag mee. Ik leerde namelijk van alles. Zo kwam ik erachter dat je, wanneer je Japanse peuter naar de peuterschool gaat, een heel arsenaal aan producten dient te kopen. Drie stoffen tasjes, bijvoorbeeld. “Eentje voor schoenen, eentje voor kleren en eentje voor papier.” De school heeft uitgebreide afmetingsvoorschriften doorgegeven, en aan het assortiment van de winkels te zien, zijn die maten gemeengoed. De tasjes hangen overal, naast elkaar. Met Hello Kitty, Doraemon, Disney-prinsessen of Shinkansens erop. Elk tasje kost zo’n 10 euro; je kind naar de peuterschool sturen is in Japan een dure grap.

(Benieuwd naar een voorbeeld? Deze blogger vertelt er meer over, en heeft pics!)

“En dan heb ik nog geluk dat Emma’s school ons niet verplicht de tasjes zelf te maken!”, zegt Kei. “Wat?! Zelf maken?!” Ik hoef niet lang verbaasd te zijn. Drie tellen later lopen we langs de Japanse versie van de Pipoos, waar de gevoerde stofjes op rollen klaarliggen, naast voorbeelden en naaipatronen. Voor de moeders die pas écht willen shinen op het schoolplein.

Hoe meer winkels we afgaan, hoe drukker Emma wordt. Natuurlijk, ik zou als driejarige ook he-le-maal wild worden van een Anpanman-fiets van 150,-. Ze kreeg ‘m natuurlijk niet, wat groot gekrijs opleverde. Of nou ja. Eigenlijk was dat omdat haar rechterschoen was blijven hangen aan een van de pedalen. “Oh, goed dat je dat zag”, zei Kei. “Ik was waarschijnlijk thuisgekomen zonder schoen.” Ik denk dat kinderwinkels voor iederéén wat overprikkelend zijn.