Zoals je in het vorige deel van dit jaaroverzicht hebt kunnen lezen, was ik dan eindelijk via Korea naar Japan verhuisd, en zelfs al een keer terug naar Nederland geweest. Maar nu was ik weer thuis in Japan, Riemer was op weg terug naar Nederland, en daar zat ik dan. Met een nog onaf huis, een half-opgericht bedrijf en maar bar weinig sociaal contact. Natuurlijk had ik Kei en Mariko, en begrijp me niet verkeerd, die zijn geweldig, maar die hebben ook gewoon een leven, dus ja. Ik schreef er deze blog over.
Ik miste mijn Nederlandse vrienden zo! Gelukkig is er mobiel internet en kon ik tijdens de warme zomeravond-wandelingen met ze bellen. Urenlang, terwijl ik langs de rivier of door de stad liep – maar niet te ver langs de rivier want dan viel mijn internet weg, en niet in het centrum van de stad, want dan was er te veel omgevingsgeluid.
Mijn huis vorderde gestaag. Ik heb geleerd dat je een huis niet in één keer kan inrichten. Ja, je kan een grote bestelling bij Ikea doen voor de kasten en zo, maar het is slim om daarna een tijdje te wachten, tot je ziet wat er écht nog nodig is, en wat de ideale oplossing voor je vraagstuk is. Dingen vallen vanzelf op hun plek, al werd eindeloos scrollen op Amazon en Ikea wel een beetje mijn verslaving.
Omdat “ga gewoon wat leuks doen” toch soms wel blijkt te werken, besloot ik een kaartje te kopen voor de expositie van Mozu, een kunstenaar die (onder andere) minihuisjes maakt, van en naast stopcontacten. Het was een klein uitje voor mezelf. Na afloop bezocht ik ook nog deze Starbucks, vanuit waar je perfect kunt treinspotten.
Naast het uitje deed ik nog iets wilds: ik maakte een account op Bumble. Da’s niet alleen een dating-app, maar ook een app om vrienden of werkrelaties te ontmoeten. Ik besloot me te wagen aan het vrienden-gedeelte, maar dat voelde in het begin nog vrij onwennig. Ik tweette:
Augustus
Het mini-uitje naar de Mozu-expositie had me zodanig geïnspireerd, dat ik wist: Ja, ik moet leuke dingen gaan doen. Het dan maar zelf leuk maken. Dus toen ik zag dat er begin augustus een Pokémon GO Fest in Sapporo werd gehouden, kocht ik een ticket.
Naar Sapporo was ik met het vliegtuig gegaan, maar terug wilde ik de trein pakken. Dat zou in totaal een uur of acht duren, dus ik besloot om in etappes terug te reizen, en ondertussen ook nog wat van het Japanse noorden te bekijken. Ik boekte twee nachten in Hakodate, en kwam subiet in een tropische regenbui terecht.
Hoewel het veel regende, en ik bijna een hele dag binnen heb zitten werken (onder andere aan de layout van deze blog), was het tripje naar Hokkaido een van de hoogtepunten van dit jaar. En niet alleen omdat het leuk was, of mooi, of wat dan ook. Vooral omdat ik eindelijk, eindelijk weer eens het gevoel had de touwtjes in handen te hebben. Dit was míjn avontuur. Lekker in m’n eentje Pokémonnen. Met vreemden praten – maar ook weer niet te veel. Zelf beslissen wanneer ik verder reis. Alles.
Ik dacht al even dat ze niet meer zouden komen, maar in augustus kwamen er ook een heer en een dame van de Japanse overheid langs. Ze wilden mijn kantoor zien, in het kader van mijn start-up visum. Een kantoor is namelijk een vereiste, en ook al had ik ze al foto’s gestuurd van de hele mikmak, van het naambordje op mijn brievenbus tot alle hoeken van deze toko, een bedrijfsbezoek hoorde er toch ook echt bij.
De twee controleurs waren onder de indruk van het feit dat ik het kantoor-appartement had gekocht (“Da’s de eerste keer dat ik zoiets zie!”) en leken blij verrast met het feit dat ik iets van Japans kon spreken. (Dat kan nog stukken beter hoor, maar goed, at least I tried…) Hoewel ze zeiden dat mijn verlenging erg lang kon gaan duren, lag dat niet aan mij: ik had mijn zaakjes op orde. Het immigratiebureau daarentegen had wat achterstanden, dus waar ze normaal twee weken over zouden doen, liet nu tot wel twee maanden op zich wachten.
“Oké, maar mijn visum verloopt begin september… Is dat een probleem? Enne, kan ik in de tussentijd dan wel het land uit?” Het was even onduidelijk, maar na navraag bij het immigratiekantoor bleek dat ik, zelfs met verlopen visum, het land uit mocht. Want een aangevraagde verlenging geeft je automatisch twee maanden extra. Oké. Pfiew.
Ik ontmoette een aantal nieuwe mensen: Adelaide en Olga via Bumble, en Jolin via Instagram. Elyse en Carinia kende ik al wat langer, maar die zag ik ook. Plots was mijn sociale leven van bijna nul naar super druk, dus dat was even wennen. Maar ik moet zeggen: mensen uitzoeken via Bumble of andere vormen van internet bleek succesvoller dan ik in eerste instantie tweette.
Hoewel het leuk was om nieuwe vrienden te maken miste ik, ondanks de avondwandeling-telefoongesprekken, mijn Nederlandse vrienden nog steeds. Mijn hoofd liep over van alle dingen die er gebeurden, en ik kreeg het maar niet rustig. Ik schreef er deze blog over.
September
Begin september deed ik een drankje met Kei en Emma, en at ik bij een heel bijzonder hotpot-restaurant genaamd Kuma-chan Onsen (beertjes badhuis) met Carinia. Die beertjes zien er schattig uit als ze op tafel gezet worden, maar zodra ze beginnen te smelten… Horror.
Half september treinde ik weer naar het vliegveld voor een bezoekje aan Nederland. Mijn visum-verlenging was dan nog wel niet klaar, ik kon écht niet langer wachten. Alles ging trouwens helemaal prima, ik kreeg bij het verlaten van Japan een re-entry permit en de coronatesten waren ook afgeschaft, dus holleee!
Riemer en ik vertrokken vrijwel direct op ons uitje naar België, want er was sale bij Think Twice en ik had wel weer eens zin in een paar uurtjes badderen in Lakonia. Verder logeerde ik een paar nachten in de AirBnB van vriend Ruud, en at ik sushi in Utrecht met Maan.
Oktober
Toen ik in september landde op Schiphol en door Riemer met de auto werd opgehaald, zag ik langs de snelweg een groot K3-billboard, waarop de Kom Erbij-tour werd geadverteerd. Ik zag dat ze 1 oktober optraden in Rotterdam, dus ik leende Aafke en haar dochter voor een alibi, en zo gingen we met z’n drietjes naar de show. Rudi vond het erg leuk, vooral het “fruitlied”.
Ook bezocht ik Blossom Books, zag ik meer vrienden en familie, wandelde ik door Rotterdam en verstuurde ik pakketjes. Omdat ik het toch wel erg lastig vond om vanuit Japan mijn webshop te runnen (post is onbetrouwbaar, belasting is gedoe…) heb ik besloten mijn incidentele kringloopvondsten via Léonie van Froufrous te verkopen. Dus zoek je nog een polaroidcamera of een kimono? Check de site en/of winkel in Arnhem!
12 oktober vloog ik weer terug naar Japan. Tot mijn grote vreugde was alles weer een beetje back to normal, sinds het land vanaf 11 oktober weer toegankelijk was voor loslopende toeristen zonder tourguide. Ook de Narita Express naar Hachioji was terug. Normaal brengt deze trein je naar centraal Tokio, maar in de avond rijden er twee door naar mijn woonplaats. Chill!
Omdat we bij Blossom Books concrete plannen voor mijn nieuwe boek hadden gemaakt, besloot ik in Japan eens een mini-schrijfretreat voor mezelf te boeken. Ik pakte een hotelletje op Tennozu Isle, en schreef… niet bijster veel. Wél ging ik door de archieven van mijn oude blogs, iets wat meer emoties losmaakte dan ik had verwacht.
Ik had een super fijn telefoongesprek met Hannah, terwijl zij in Nederland zat, en ik op het strand van Odaiba, naar de lichtjes van de stad te kijken. Ja, soms is Japan wat eenzaam, maar praise the lord halleluja voor WhatsApp en andere VoIP-apps waarmee je elkaar vanaf de andere kant van de wereld kunt spreken met maar minimale hiccups.
De volgende dag bezocht ik de shinkansen-stalling die ik eerder op Google maps vond (hier!), en de dag daarna ging ik nog even naar de rommelmarkt van Oi Keibajo, waarover ik eerder deze blog maakte.
Ook besloot ik mijn nieuwe gaijin-vrienden weer eens te zien, dus ik ging met Adelaide herfstbomen bekijken in Chichibu, en met Jolin naar Enoshima, om de Fuji-views te bewonderen.
Ik ontdekte trouwens dat je Mt. Fuji ook gewoon kunt zien vanaf mijn balkon op 10! Althans, het topje. Daar net boven het Keio-gebouw, zie je?
November
En toen, eindelijk… Eindelijk was mijn verlenging erdoor, en mocht ik dus nog een jaar in Japan blijven. Ik moet mijn nieuwe residence card nog wel even gaan ophalen, bij het grote boze immigratiebureau in Shinagawa. (Daar was ik een week eerder nog in de buurt, toen ik op Tennozu Isle mijn hotel had, ja…) En met mijn nieuwe residence card op zak, kon ik ook eindelijk een normaal telefoonabonnement afsluiten; daar schreef ik deze blog over.
Enkele dagen later kwam Riemer aan voor onze vakantie: een rondreis door Kyushu, het zuidelijke eiland van Japan. We vlogen naar Fukuoka en namen toen de trein naar Sasebo, alwaar we een bijna-verlaten eiland bezochten (meer daarover in deze blog). Ook gingen we naar Kagoshima om de actieve vulkaan Sakurajima te bezichtigen en naar Beppu om de beroemde hells te bekijken. En crappy pretpark Rakutenchi. En Starbucks, voor mijn medal-challenge.
Terug in Tokio bezochten we nog Mt. Takao, de medium-size berg die maar een paar treinstops bij me vandaan ligt, en het Romancecar-museum. De Romancecar is een trein op de Odakyu Line die rijdt naar toeristische bestemmingen als Hakone en Enoshima. De trein heet Romancecar omdat de zitjes loveseats zijn.
November was echt een switch in mijn hoofd. Mijn huisje begon steeds meer een huisje te worden, en zelfs een plek om mensen te ontvangen. En ook als ik naar mijn mood-check selfies kijk, dan zie ik dat ik blijer ben.
Op die laatste foto zat ik weer eens in de Azusa, want dankzij mijn nieuwe Bumble-vrienden was ik in november meer in centraal Tokio te vinden dan ooit. Het hoeft van mij nog steeds niet zo, die drukte, maar goed, ik pakte regelmatig hotelletjes in de stad, en dat maakt het wel weer leuk.
December
Begin december maakte ik de JLPT, ofwel de Japanese Language Proficiency Test. Niveau 4 van 5, dus het op één na makkelijkste niveau, maar het was alsnog pittig. Ik had mezelf een week uitgeroosterd om te studeren, maar toen ik op de eerste dag van mijn studieweek een oefenexamen maakte, dacht ik: dit gaat ‘m nooit worden. Ik kwam terug op mijn afgezegde afspraken met Jean-Jacques en anderen, en besloot de test maar gewoon te maken onder het mom van: dan weet ik in ieder geval waar het is, hoe het eraan toegaat, etcetera. Ondertussen probeerde ik nog wel heel analytisch te werk te gaan, en me te richten op de meest voorkomende werkwoorden. Verder merkte ik dat mijn gokken (de test is geheel meerkeuze) vaker dan je statistisch zou verwachten juist waren, vooral als ik er niet te hard over nadacht. Kennelijk heb ik toch al ergens een soort Japans taalgevoel in mijn achterhoofd ingebouwd.
De test werd gehouden op een universiteitscampus in Kokubunji, een plaats die gelukkig maar een kwartiertje treinen van mijn huis is. Ik propte mezelf en mijn rugtas vol met eten, want het examen, of eigenlijk drie examens na elkaar, met ertussen een pauze van ongeveer een kwartiertje, zou de hele middag duren. Ik maakte me zorgen om twee dingen: tijdgebrek, en algehele instorting aan mijn kant, omdat ik al zo’n veertien jaar geen school meer van binnen heb gezien. Maar tot mijn grote verbazing had ik precies genoeg tijd, en precies genoeg energie. Nu is het nog afwachten of ik ook precies genoeg juiste antwoorden had, maar zelfs dat zou kunnen. De uitslag laat echter twee maanden op zich wachten (ik weet ook niet wat ze daar allemaal mee van plan zijn, want het waren allemaal meerkeuzevragen op zo’n automatisch in te lezen formulier), dus ik kan jullie nog niet vertellen of ik ‘m gehaald heb.
Die dag besloot ik mezelf voor al het harde werken te belonen, dus ik boekte een fancy hotel in Yokohama. Nu hielp het ook dat het hotel wegens super last-minute relatief goedkoop was, en dat het een kamer voor rokers was (ik rook niet, dus dat werd helemaal losgaan met het luchtreinigingsapparaat en de Japanse variant van Febreze), maar dat uitzicht mensen… Dat uitzicht!
Over toppen en uitzichten gesproken: Jolin vroeg me mee naar Tokyo City View, het observatiedeck op de Mori Tower in Roppongi. Ik was al meerdere malen in die toren geweest, maar nog nooit op het buitendeck. We waren er rond zonsondergang op een kraakheldere dag, dus dat was prachtig.
Verder zag ik in december Britt, die in Kobe woont, maar nu even in Tokio was. We gingen vintage-shoppen en sushi eten in Koenji.
Omdat het in december toch wel koud begint te worden, maakte ik mijn huis klaar voor de winter. Ik installeerde twee gordijnrails, eentje voor mijn voordeur (een metalen deur die direct op het koude, open trappenhuis uitkomt) en eentje tussen mijn hal/keuken en de woonkamer. Ik zoek nog steeds geschikte vitrage voor mijn balkondeuren, maar ik heb nog niks bij de kringloop gezien dat joy sparkte.
Voor de voordeur hangt nu een dik kleed, en tussen de hal en de woonkamer een Ikea-gordijn, dat ik wilde inkorten. Maar toen bleek mijn naaimachine stuk. Pro-actief dat ik was, stopte ik het ding in een tas en wandelde ik naar de dichtstbijzijnde naaimachinewinkel. Helaas konden die niks meer voor me doen; de machine was overleden. Toen ik terugkwam naar de winkel, liet de man me een finaal gebroken tandwiel zien. Ik hoefde voor deze check trouwens niks te betalen, en de beste man kwam zelfs nog achter me aan rennen omdat er nog twee klosjes garen in het bakje van de machine zaten (die ik daar kon achterlaten).
De naaimachinewinkel verkocht machines vanaf zo’n driehonderdvijftig euro. Dat vond ik wat te gortig voor die paar gordijnen die ik ermee wilde doen, dus ik spoedde mij naar de kringloop en tikte voor twee tientjes een mini-naaimachine op de kop. Deze had ook issues, maar met dank aan YouTube en wat technisch inzicht wist ik die zelf te fixen. En dus kon ik eindelijk mijn gordijnen afwerken. Of nou ja. Die ene dan. De rest moet nog.
Ook plakte ik isolatieplastic op de ramen, wat eigenlijk gewoon een soort bubblewrap is, maar dan met twee gladde kanten. Of nou ja, ik plakte het op de onderste twee ramen – ik wil wel graag mijn uitzicht op het topje van Mt. Fuji behouden.
Voor mijn nieuwe vrienden zat ik, zoals ik hierboven al zei, vaker dan me lief is in het centrum van Tokio. Gelukkig is er de Azusa, de express-trein die in een half uurtje van Shinjuku naar mijn huis kart, voor maar vijf euro toeslag. Maar de Azusa gaat nog een heel stuk verder, dus in een FaceTime-gesprek met Riemer zaten we eens op de kaart te kijken waarheen allemaal. De lijn splitst bij Otsuki, en gaat dan ofwel richting Fuji, ofwel richting Matsumoto. Ik besloot beide bestemmingen eens uit te testen.
Ik begon met een mini-schrijfretreat in Matsumoto, alwaar mijn hotel maar zo’n vijfendertig euro per nacht kostte, wat ik geheel terugkreeg in consumptie-/toerismebonnen. Vanwege covid is er een binnenlandse reiscampagne om de toerisme-industrie te supporten, en daar help ik natuurlijk graag aan mee. Ik schreef wat, bezocht wat kringloopwinkels en beklom de steile trappen van het oude kasteel.
Een week later was Fuji aan de beurt. Hoewel mijn favoriete express-trein soms ook helemaal doorrijdt naar Fuji en Kawaguchiko, moest ik deze keer overstappen op Otsuki. Ik pakte de Fujisan View Express, een toeristentrein met stoelen die, nou ja, niet helemaal voor mij waren gemaakt. De view was geen leugen, trouwens.
Ook hier had ik een goedkoop edoch geweldig, nieuw, ruim hotel, genaamd Megu Fuji. Ik betaalde zo’n 70 euro voor twee nachten, leve de travel campaign.
Omdat bij station Fuji eigenlijk vrijwel niks is (in tegenstelling tot wat ik verwachtte, is Fuji-dorp super rustig en landelijk?), besloot ik naar FujiQ Highland te wandelen voor een chai (en de Yamanashi prefecture medal!) van de park-Starbucks. Het beroemde pretpark lag één treinhalte verderop, maar lopen is goed voor je. (Daarbij rijden de treinen in dit durrep niet zo vaak als in centraal Tokio, dus het was ook gewoon sneller.)
FujiQ Highland is gratis te betreden, als je enkel een admission ticket vraagt. Je moet dan voor de attracties los betalen, maar je kunt wel gewoon door het park lopen. Ideaal, aangezien ik alleen een drankje wilde, en het een halfuur voor sluitingstijd was. Omdat het inmiddels donker was geworden, nam ik de trein terug. Tot mijn grote verrassing kwam de Kaiji (aka de express-trein naar mijn huis) voorrijden. Tussen Kawaguchiko en Fuji was ‘ie toeslagvrij. Oh Japan, I love you.
En toen was het kerst. Jolin verzamelde alle Dutchies die ze kende bij elkaar, de helft zegde af maar toen waren we alsnog wel met z’n vieren. We besloten te gaan gourmetten. Of nou ja, het Japanse equivalent daarvan.
En toen was het tijd om weer eventjes naar Nederland te gaan. Omdat alles poepduur was boekte ik bij Qatar Airlines, reisde ik meer dan 24 uur en moest ik vervolgens drie dagen bijkomen met hoofdpijn en algehele overprikkeling. Maar goed, nu ben ik hier. Voor drie weken.
Terugblikkend op 2022 denk ik dat ik wel kan zeggen dat in het afgelopen jaar alles goed kwam. Maar na dik een jaar aan dichte grenzen en daarna een periode van keihard werken om een hele nieuwe wereld op te bouwen, voelde ik de ontspanning pas écht in december. En toen Charlotte haar ticket voor april boekte en straks dus een maand bij mij komt logeren (kijk, dáár is dat kantoor dus handig voor!), leek het echt weer even pre-2019.
Dus toen Kishida eind december aankondigde Chinezen weer te gaan testen en quarantainen, kreeg ik een halve hartverzakking. Nee, ik ben geen Chinees, woon niet in China en vlieg niet terug via China, en de grenzen zijn ook voor hen voorlopig niet dicht, maar gewoon, het idee dat er weer van alles kan gebeuren, en dat Kishida vervolgens nog steeds op stel en sprong maatregelen uit een hoge hoed tovert… Scary.
Misschien moet ik lering trekken uit de afgelopen jaren, want ook toen kwam het goed. Want uiteindelijk komt alles goed. Mijn vertrouwen is nog wat wankel, maar ik denk maar zo: als ik aan het begin van dit jaar had geweten hoe het had geëindigd, dan had me dat 95% stress gescheeld. Dus alles komt goed. Punt.