Ik zit in een hotelkamer op Tennozu Isle die sinds de vroege jaren ’90 niet meer is geüpdate. Het is de bedoeling dat ik ergens volgend jaar een nieuw boek uitbreng, over mijn verhuizing naar Japan, en omdat ik me wilde concentreren op mijn tekst en niet op de mogelijke mini-verbeteringen die er nog voor mijn huis en kantoor te bedenken zijn, zit ik hier, in deze bruinige hotelkamer met analoge thermostaat, spiegel, föhn, mini-koelkast en, oh ja, toch nog een update: een mega flatscreen tv.
De situatie doet me denken aan jaren terug, aan mijn eerste bezoeken aan Japan, toen ik alleen nog Sakura House en hun bijbehorende Sakura Hotel kende. Da’s ook zo gaar. Ik dacht aan hoe ik Josje K2 zoekt K3 zag winnen op mijn laptopje daar, Jaren voordat ze full wap zou gaan. Ik typte paragrafen voor mijn boek en wilde eventjes iets terugzoeken. Wanneer ik nou ook al weer die shoot voor Nomine in Japan had, en dat nou die keer met Josje was, of dat dat het tripje ervoor was. Ik weet nog dat ik Kusjesdag onder de vlog monteerde, dus een K3-periode was het wel. Maar om geen onwaarheden te verkondigen, pakte ik voor de zekerheid mijn oude blogs erbij.
Ze staan niet meer online, en ik had ze al jaren niet bekeken. Maar ik schreef veel, vroeger. Wat nu allemaal in hersenscheten op Twitter en Insta belandt, werd vroeger uitgewerkt tot een blog met een begin, een eind, en een twist. Tenminste, dat is wat ik me ervan herinnerde. Ik was grappig, grappiger nog dan ik dacht. Zo kon je verschillende avatars gebruiken, en voor mijn rageposts had ik een screenshot van Monique Smit, uit haar video “Wild”. U denkt wellicht: “Und?”, maar ik ging weer helemaal stuk. Net als om de korte, op het oog nietszeggende titels, waarvan ik van bijna allemaal nog weet waar ze op slaan.
Maar er was meer – dingen die ik me minder goed herinnerde. Mijn gegeil op meisjes. (Lara Stone met stip op 1, Sara uit CSI daar ergens achteraan.) Mijn emotionele buien. Hoe ongelukkig ik soms was, hoe onzeker, hoe cringy, en hoe verliefd. Hoe ontzettend verdrietig ik was toen een zekere relatie over ging. Ik had ook nog geen autismediagnose, dus ik verweet mezelf een boel.
Ik klikte door de archieven, week na week, maand na maand. Ik las alles, ook de reacties. Af en toe keek ik op van mijn scherm, naar mezelf in de spiegel van deze bruine hotelkamer – de ene keer luid lachend (“Ik was echt fucking savage!”), de andere keer sip. Want jeetje, wat was ik daar onstabiel, onvolwassen en emotioneel. Maar ik was ook puur. Laatst sprak ik iemand en mijmerden we dat het soms wel eens lijkt alsof, op sommige vlakken, de beste tijd al achter ons ligt. Dat klinkt natuurlijk belachelijk voor iemand van 38, maar toen ik de blogs schreef was ik nog geen 25, en dat is inmiddels al DERTIEN JAAR geleden. En nu ben ik stabiel. Nu vind ik het bizar om te lezen dat ik mezelf niet een weekje kon vermaken zonder gek te worden van gemis. Nu zou ik nooit meer zulke venijnige teksten schrijven, maar ook niet meer de cringeworthy privé-entries waarbij ik vertel hoe ik smacht naar quality time. (Al gebruikte ik daar destijds andere worden voor, iets met “geyl” en “zoenen” en zo.)
Bloggen zoals toen, schrijven zoals toen, dat doe ik niet meer. Sociale media zijn veranderd, cancel culture is een ding, en elke rant die je optikt belandt binnen 24 uur bij de persoon waarover het gaat, of je nu achter slotjes tikt of niet. Ik lees een hilarische blog over een gestoorde, raaskallende vent in een nachtbus, en zie de boze tweets al voor me. (Hashtag ableism!) Ik wil ook helemaal niet dat vijfduizend mensen het lezen. Destijds reageerde er een handjevol mensen, maar ook de reacties voelen persoonlijker en echt. Het is alsof ik in deze hotelkamer een tijdmachine heb opengemaakt. En het doet me wat. Het is 2:45 ’s nachts en ik zit het van me af te typen, zoveel doet het me.
Mis ik de altijd gestresste, nooit geld hebbende, vaak boze en veel te onzekere Toeps? Nee. Maar er zit nu een laagje over me heen. Een stabiel laagje, een “ik heb alles op orde”-laagje. En het jeukt.