Dankzij de lancering van mijn nieuwe boek (en een cringeworthy opiniestuk in Trouw waar we wel op móesten reageren) was ik de afgelopen maanden in de krant, op de radio en zelfs op tv te vinden. Hoewel ik over het algemeen blij was met de coverage, maakte ik me ook af en toe zorgen: sommige koppen waren namelijk ietwat ongenuanceerd. Hoewel ik steevast mijn best deed om de diversiteit van zowel Japan als autisme te benadrukken, kwam dat niet altijd even goed over. En natuurlijk werkt dit niet alleen bij mij zo; ik zie regelmatig mensen op sociale media losgaan om een kop of citaat, waarvan ik denk: Ik ben benieuwd hoe dit écht gezegd en/of bedoeld is. Daarom lijkt het me nuttig om in dit artikel eens uitgebreid te vertellen hoe dat nu in z’n werk gaat, interviews en zo.
De vorm
Er zijn verschillende vormen van pers. Zo zijn er interviews, recensies, maar ook van die stukjes tekst die je misschien het beste kent uit de Linda, waarbij een stuk of zes vrouwen met een overeenkomstig thema zijn geportretteerd en elk op een bladzijde zijn geplaatst, met daarnaast een kolom tekst. De tekst is in de ik-vorm geschreven, alsof de vrouw in kwestie een monoloog over zichzelf aan het houden is. Dat is vrijwel nooit zo.
Artikelen in deze vorm zijn mijn minst favoriete, omdat de interviewer vrijwel onzichtbaar het gesprek een bepaalde richting op kan sturen, en/of woorden in de mond van een geïnterviewde kan leggen. Je ziet een variant op dit format ook in reality tv, waar de kandidaat als talking head in beeld komt en over het gebeurde van die dag vertelt. De kandidaat moet, vanwege de montage, in volzinnen spreken, en daarin een deel van de vraag herhalen. Dus als een interviewer vraagt: “Denk je dat je intelligentie een voordeel is in deze modellencompetitie?”, dan antwoordt de kandidaat: “Ik denk niet dat mijn intelligentie een voordeel is in deze modellencompetitie.” Yikes, denkt de kijker. Wat een arrogant stuk vreten.
Zelf interviewde ik eens vijf meiden voor Broadly, een platform van Vice. Dat de stukjes daar uiteindelijk niet geplaatst zijn, is omdat de redactie wilde dat ik meer zou schrijven over veiligheid en #metoo in Japan. Nu was dit helemaal geen issue voor de meiden die ik sprak – sterker nog, één van zei uitdrukkelijk dat ze zich vrijer voelde in Japan. Natuurlijk zijn er wel perverts in Japan, zoals die er overal ter wereld zijn. Maar door ernaar te vragen in een stuk dat geschreven wordt als een monoloog, lijkt het alsof het onderwerp top of mind is voor de dames. Ik voelde me niet lekker bij de richting die Vice aan mijn interviews wilde geven, en trok me terug. Ik heb geen idee wat het anders geworden zou zijn, maar ik ben blij dat ik mijn gevoel gevolgd heb.
Feitelijke onjuistheden
Een interview voor geschreven media is soms een ontmoeting, maar vaker een telefoongesprek. De journalist in kwestie hangt soms wel anderhalf uur met je aan de lijn voor één pagina. Zo kan het zijn dat je 50 minuten over je nieuwe boek hebt gepraat en tien minuten over iets anders dat je dwarszit, en dat het artikel vervolgens alleen maar daarover gaat. (Ik leerde: nooit, maar dan ook nooit iets zeggen dat je eigenlijk niet in de krant wil hebben.)
Als je geluk hebt, heeft de journalist zich een beetje voorbereid en het boek gelezen, album geluisterd, of whatever er te bespreken is deze keer. Als je pech hebt, heeft de journalist geen idee wie je bent en wat je te vertellen hebt, waardoor je na het gesprek een stuk tekst toegestuurd krijgt met duizend fouten erin.
Want ja, na het interview krijg je doorgaans de tekst doorgestuurd, om te checken op feitelijke onjuistheden. Doorgaans, want het gebeurt ook wel eens dat dit onder tijdsdruk simpelweg wordt vergeten, dat men je ‘s avonds om 22:00 het stukje mailt (“graag voor morgen 7:00 reageren!”) of dat – oepsie! – de ongecheckte versie wordt doorgeplaatst. Maar als de journalist netjes werkt, dan wordt het stuk dus doorgestuurd ter controle. Nu is het niet zo dat je nu even het hele stuk kan laten herschrijven; het gaat echt om feitelijke onjuistheden, niet om formuleringen die jij liever anders had gezien – al hangt de mate van flexibiliteit ook af van wat voor interview het is. Een feelgood-interview met een damesblad zal iets makkelijker zijn dan een doortastend politiek stuk.
Vorige week was er enige ophef op X (the website formerly known as Twitter), omdat een Britse krant Dilan Yesilgoz omschreef als “de meest bekende Nederlandse vluchtelinge na Anne Frank”. Smakeloos, absoluut. Maar tweeps verweten Yesilgoz en de VVD dit, en ik weet niet of zij daar iets aan hebben kunnen doen. Andere tweeps wisten te vertellen dat media in het buitenland doorgaans minder transparant zijn qua inzien, en daarbij, dit is technisch gezien een feit maar eigenlijk meer een mening. En ik denk niet dat een krant toestaat dat politici zich gaan bemoeien met hoe ze geportretteerd worden.
Inkoppen en inkorten
Zelfs als je het hele artikel hebt doorgelezen en hebt ontdaan van verkeerde jaartallen en plaatsnamen, kan het nog helemaal fout gaan met de kop, en soms de intro. Die worden namelijk niet door de journalist, maar door de eindredactie geschreven. Koppen zijn bedoeld om lezers te trekken en daardoor bewust schurend, kort door de bocht en extreem.
Deze week kopte de Haagsche Courant: “Heerlijk dat iedereen zich hier (in Japan dus) aan de regels houdt”. Trouw noemde in hun online kop schrijven “het meest autistische beroep dat er bestaat” (inmiddels aangepast) en Nieuwe Revu kopte dat “mystiek” Japan een “goed land voor autisten” was. Natuurlijk is dat niet helemaal onwaar, en staat er vaak iets soortgelijks in het artikel, maar wél met een stuk meer nuance. Al snap ik ook wel dat een kop als “Japan is een goed land voor autisten, of nou ja, niet allemaal natuurlijk, maar Bianca Toeps vindt het er wel leuk, al zijn er ook zeker nadelen” niet heel lekker bekt. Of past.
Over passen gesproken: Ons ingestuurde opiniestuk werd door Trouw ingekort, waardoor het nu lijkt alsof er staat dat autisten die wiskundige vraagstukken oplossen of fantastisch piano kunnen spelen níet beschermd zouden wonen. Of nou ja, later wordt nog wel vermeld dat ook mensen die beschermd wonen kunnen uitblinken in hun talenten, maar de door mij o zo zorgvuldig geboetseerde (en in mijn ogen logische) opbouw van argumenten werd door het gehussel enigszins omver geworpen. Ook mijn interview in de Haagsche Courant werd door de eindredactie ingekort, waardoor er nu staat dat ik tijdens mijn therapie de fotografie ontdekte, terwijl dat eigenlijk al ervoor was.
Gelukkig hebben we de foto's nog. De credits daarentegen...
Natuurlijk moet er ook een leuke foto bij het stukje. Kranten zijn vaak lui, druk of arm, dus als jij zelf een mapje met persfoto’s hebt, dan is dat handig. Nu heb ik zelf een online folder met foto’s waar met grote letters VERMELD CREDITS! boven staat, en tot nu toe is dat aardig gelukt. Maar het is me als fotograaf zeer regelmatig overkomen dat een krant weer eens werk van mij plaatste met credits als “Privébezit” of “Redactie Krant X”. Dit is trouwens niet altijd heel vervelend: Ik heb meerdere malen achteraf een factuur kunnen sturen voor dit oneigenlijke gebruik. Ka-ching!
De meest luie media plukken de beelden trouwens gewoon van je sociale media. Als je me kwaad wil hebben, moet je dat doen.
Radio en TV
Hierboven heb ik heb vooral gehad over print media, maar als je geïnterviewd gaat worden door radio of tv, dan is er vaak nog een voorgesprek. Dat is meestal een telefoongesprek met een producer, soms wel een half uur tot een uur lang, waarin je van alles en nog wat vertelt over je nieuwe boek/album/mening/leven. Voorgesprekken zijn vaak ontzettend fijn, en producers super aardig. Zo aardig, dat je na het eigenlijke interview achterblijft met een licht teleurgesteld gevoel. Is het nu al klaar? Ik heb de helft niet kunnen vertellen? Dit duurde echt drie minuten? (Als je de volgende dag het interview terugluistert, blijkt vaak dat het toch gewoon twintig minuten duurde, dus eh, what the hell was deze teletijdmachine?!)
Hoewel de producer een heel voorgesprek met je heeft gehouden en als het goed is ook de presentatoren heeft ingelicht, kan het voorkomen dat de presentatoren in kwestie van het type popie-jopie zijn en eigenlijk al het voorwerk direct weer teniet doen. Een 3FM-dj begroette me vlak na het verschijnen van mijn eerste boek met “oh, maar je klínkt ook helemaal niet autistisch, hahaha!”, gevolgd door wat vreemde aannames over autisten en zomertijd. Dat had met het lezen van de achterflap toch al voorkomen kunnen worden.
Agenda's en rolodexen
En dan heb ik eigenlijk alleen nog maar interviews gehad met mensen die het beste met me voorhadden. Wat als de interviewer een eigen agenda heeft? Mijn vriendin Aafke Romeijn gaf eens een interview waarin gevraagd werd naar een akkefietje dat ze ooit had met een andere artiest. “Oh, daar ben ik helemaal niet meer mee bezig”, antwoordde Aafke, in de hoop dat het interview zou gaan over het onderwerp dat ze daadwerkelijk wilde bespreken. “Aafke Romeijn: Ik denk nooit meer aan Artiest X”, kopte de krant, waarna een stroom aan boze reacties op sociale media volgde, want als ze er nooit meer aan dacht, waarom noemde ze zijn naam dan in dit artikel? Wilde ze soms meeliften op zijn succes?
Een van mijn favoriete tv-interviews of all time is een gesprek tussen de controversiële Canadese psycholoog Jordan Peterson, en Channel 4’s Cathy Newman. Wat je ook van Peterson vindt, Newman is in het gesprek zó op zoek naar een gotcha, dat haar “so you’re saying…?” een ware meme is geworden.
Zoals ik al zei, zulke ellende heb ik gelukkig nog niet meegemaakt. Het enige wat ik af en toe zie, is boze reacties op sociale media. “Hoe kan zij autisme hebben en daar zitten vertellen?!”, of een andere bekende klacht: “Waarom zien we steeds zelfde gezichten?!” Maar zoals eerder gezegd zijn redacties vaak lui danwel druk, dus als ze weer eens iemand nodig hebben om over autisme te vertellen, dan kiezen ze de weg van de minste weerstand en bellen ze de autist die ze al kennen. Voor mij fijn, zeker als ik een nieuw boek te promoten heb, maar ik stuur ze ook regelmatig door naar nieuwe mensen, want zoals het gezegde gaat: “Als je één autist ontmoet hebt, dan heb je één autist ontmoet.”
Ik hoop dat ik na deze uitleg in ieder geval één soort reactie minder zal zien. De: “Jeetje, kort door de bocht hoor!” Ik spreek niet voor alle autisten, en ik doe mijn uiterste best dat ook steeds met nuanceringen, mitsen en maren te benadrukken. Maar ik maak die koppen niet. Of nou ja, behalve die op deze blog dan.