Toen ik dinsdag op kantoor zat te werken, begon mijn buik plots salto’s te maken. Ik haastte me naar de wc, en vervolgens naar huis. Ik deed mijn Japanse les zoals gepland maar bleef vervolgens twee dagen thuis, bouwputlawaai en al.
“Oh jee, moeten we je op covid testen?” Mijn kantoorbuurvrouw, grootgrossier in mondkapjes en andere covid-gerelateerde beschermingsmiddelen, blijkt sneltests op voorraad te hebben. “Nee hoeft niet”, antwoord ik, want dit is geen covid. Dit is mijn bekende vriend genaamd overprikkeling. Stress. En wellicht nog een vreemde allergische reactie op ei of tomaat of soja of whatever er in de bento zat die ik bestelde. Dat lijkt altijd samen te gaan. Alsof de afweer van mijn lichaam totaal op scherp staat als er te veel onzekerheid is.
Persco
Ik ben niet zo onder de indruk van Rutte en de Jonge, sterker nog, ik heb nog nooit een persconferentie live gekeken. De eerste paar zat ik in Japan, en al snel leerde ik dat je via twitter ruim voldoende meekrijgt. Toch had ik er deze keer écht geen zin in. Maatregelen. Het is nodig, ja. Maar dat zag iedereen behalve het OMT en het RIVM al maanden aankomen, al vonden zij het vooral de uitgelezen timing om eens op vakantie te gaan.
Ik wil ook weg. Niet op vakantie, gewoon, weg. En het kan me niet heel veel schelen wat Rutte en co. nu weer besluiten, als ze mijn plannen maar niet dwarsbomen.
Mijn Japanse bedrijfsplan, mijn business manager visum en dat hele gebeuren is het meest solide plan waarop ik me deze periode kan richten. En dat terwijl er eigenlijk maar vrij weinig solide aan is: ik weet nog niet eens of ze mijn aanvraag accepteren. Maar mochten ze dat doen, dan moet ik dus een negatieve covidtest halen, 72 uur voordat ik in het vliegtuig stap. Dan moeten de vliegtuigen nog wel vliegen. Dan moet ik niet onverhoopt covid oplopen. Etcetera.
In de wacht
Terug naar dinsdagochtend. De huurcommissie kwam bij me thuis langs om de boel na te meten. Het zou namelijk heel goed kunnen dat ik te veel huur betaal, en dat gun ik die uitbuiters van H2S niet.
“Wanneer krijg ik hier de uitslag van?”, vroeg ik aan de weinig spraakzame man, die – waarschijnlijk beroepshalve – vrijwel nergens op reageerde. “Oh, dat is niet aan mij.” Natuurlijk niet. Ik wacht wel. Ik wacht al vanaf juni anyway. Het is trouwens niet de enige zaak waar ik in verwikkeld ben, ook tegen de afrekening van de servicekosten heb ik bezwaar gemaakt, en daarbij heb ik ook nog een rechtzaak lopen tegen een wanbetalende klant. De factuur was van begin februari.
Ik weet niet wat het was, maar ineens was het klaar. Hoofd vol. Energie op. De schoenen die ik aanhad haalden mijn voeten open, mijn mond deed pijn omdat een stukje amandel zich tussen mijn kies en mijn tandvlees had geboord, en mijn lijf was het zat.
Ik gedij niet goed op onzekerheid. Ik wil plannen maken en me daaraan vast kunnen houden. In mijn zoektocht naar stabiliteit dwing ik mezelf hard te werken, elke dag te studeren want da’s nuttig, extra hard te werken want da’s nuttig. Iedereen kan mijn plannen verzieken, dus laat ik zélf dan in ieder geval niet de faler zijn. Maar goed, dan komt mijn buik zich ermee bemoeien en weet ik: dit kan ook niet zo.
Ik zal moeten wachten, met de stroom mee moeten gaan en zo nu en dan middenin de onzekerheid moeten durven te ontspannen. Ik weet niet hoe, maar goed. Het zal moeten.