Over vier dagen vlieg ik voor een maandje terug naar Nederland. Mijn laatste bezoek was in januari, dus het werd weer eens tijd. Ik moest ook wel, want mijn broertje gaat trouwen, en daar moet ik natuurlijk bij zijn. De bruiloft is niet in Nederland overigens, maar in Zuid-Frankrijk. Goed, vliegen we daar ook heen.
Vandaag zag ik Jean-Jacques. De laatste keer voor mijn vertrek, en dan pas over een week of vijf weer. Riemer zag ik maanden niet, maar dat is anders. Dat is steady, daar kan ik donderdag bij op de bank ploffen en dan is het alsof ik helemaal niet weggeweest ben. Met Jean-Jacques is dat misschien ook wel zo, over vijf weken, maar dat weet ik nog niet. Ik ken hem nog niet zo lang, dus dan is weggaan toch een beetje spannend. (Jean-Jacques heeft me verzekerd dat ‘ie helemaal nergens heen gaat, en daarbij hebben we kaartjes voor vier concerten verderop in dit jaar, dus dit zit puur in mijn hoofd.)
Het spijt me dat ik deze blog heb laten versloffen de afgelopen tijd, maar ik was mijn nieuwe boek Deze autist ging naar Japan aan het schrijven, en dan vind ik het lastig om ook nog blogs te posten. Focus en inspiratie heb ik sowieso maar enkele uren per week, en dan heeft het boek prioriteit. Verder was ik druk met onder andere een webshop voor Blossom Books, die je al hebt gezien als je op bovenstaande link naar mijn nieuwe boek had geklikt. Je kunt ‘m daar trouwens ook pre-orderen.
Bezoek
Ook waren er vorige maand mensen in het land. Vriendinnen. En hoewel ik daar lang naartoe had geleefd en er allerlei ideeën bij had, bleek dat in de praktijk toch helemaal anders uit te pakken dan ik gedacht had. De maand ging als een roes voorbij; aan de ene kant duurde ‘ie een eeuwigheid, aan de andere kant leek het alsof ik met mijn ogen knipperde en ze waren alweer weg. Met Charlotte ging ik op minitrip naar Sapporo, waar ik zelf vorig jaar augustus al was geweest. Toen voor Pokémon, deze keer voor kersenbloesems. In het noorden van Japan bloeien ze een maand later, dus zo konden we toch nog de (pers)foto’s maken die we anders gemist zouden hebben.
Ook met Maan maakte ik foto’s, terwijl we door de wijk Akihabara wandelden. Op zoek naar interessante muurtjes en steegjes vonden we een fotogeniek metrostation. Natuurlijk was deze shootdag ook perfect om samen een hapje te eten en eens goed bij te praten. Dat mis ik toch echt wel hoor, van op afstand. En natuurlijk, Zoom en FaceTime bestaan, maar dat is het toch niet écht, of zo. Face to face is fijn.
Op een hun laatste dagen hier bezocht ik met Maan en partner Yves een aantal kringloopwinkels aan de rand van Tokio. Hoewel het die dag hard regende, kwamen we met een flinke haul terug. De steelstofzuiger die ik die vrijdag liet staan, vanwege de voornoemde regen en mijn gebrek aan koffer of Ikea-tas of iets anders waarin ik het ding droog kon vervoeren, kreeg ik niet uit mijn hoofd en haalde ik daarom zondag alsnog op. Hij doet het een stuk beter dan de oude, die na ongeveer een minuut ophield met zuigen.
Met Maan en Yves bezocht ik ook de Accidentally Wes Anderson expositie, een foto-expositie van het gelijknamige Instagram-account, waar foto’s worden gedeeld die eruitzien alsof ze regelrecht uit een Wes Anderson-film komen.
Fuji
Tussendoor boekte ik voor mezelf een mini schrijfretreat, in mijn lievelingshotel aan de voet van Mt. Fuji. Of nou ja, de voet is misschien wat overdreven, maar het station heet Fuji-san en de berg is dan ook overal duidelijk aanwezig.
Het is maar een kort stukje vanaf Hachioji naar Fuji, eerst met de Azusa expresstrein naar Otsuki en dan met Fujikyu Railway verder over een hobbelig boemelspoor. Vanwege pretpark FujiQ rijden er een boel bijzondere en gethematiseerde treinen op het traject, en toen ik eerder die maand met Charlotte naar de maglev-testlocatie ging, reed tot haar grote blijdschap de Naruto-trein voor.
In de Azusa ontmoette ik een groepje Nederlanders, met wie ik aan de praat raakte. Het was allemaal erg gezellig totdat ik ze bij Otsuki kwijtraakte. Het is daar altijd een chaos van jewelste, door alle toeristen met een Japan Railpass die uit de Azusa (een trein van Japan Railways) komen en bij de schaarse kaartjesautomaten van Fujikyu Railways (geen deelnemer van de Japan Railpass) een kaartje én express toeslag moeten kopen. We hadden twintig minuten de tijd, maar toen ik eindelijk aan de beurt was, met mijn verkeerde kaartje (jep, ik was net zo’n domme toerist) langs het loket was geweest en in de deuropening van de trein stond, gebaarde de conducteur woest dat ik moest instappen. Mijn nieuwe Nederlandse vrienden, waarvan ik geen namen of sociale media of wat dan ook had, stonden nog buiten. Oeps.
Maar het was Nederlander-dag of zo, want in de Fujikyu-trein hoorde ik al snel een bekend accent. Het bleek een solo-reizende Nederlandse meid genaamd Lisa, waarmee ik de rest van de dag samen door het dorpje heb gewandeld.
En dan
Hoe is mijn leven hier verder, nu? Ja, gek. Ik had zo lang gewacht tot mijn vriendinnen er waren, en toen waren ze er, gingen ze weer weg, en zat ik weer in de wacht. Alsof ik steeds denk: “Wanneer begint het feestje nou eindelijk?” Ik werk hard om alles op de rit te krijgen en houden (zo ontsloeg ik mijn oude boekhouder/belastingadviseur en had ik vorige week een drie uur durende meeting bij de nieuwe, waar bleek dat het een heel goed idee was om de oude te ontslaan, want yikes…) maar nog nét iets te vaak zit ik thuis, alleen, terwijl ik iemand wil spreken of ergens op een bank wil hangen. Zoals nu, bijvoorbeeld.
Ik nam me eerder deze week voor om weer wat meer met deze blog te gaan doen, als het boek af is. Allereerst omdat het me goed doet, dingen van me af schrijven en avonturen beleven, en ten tweede omdat het dan, althans dat hoop ik, een goede aanvulling op mijn boek gaat zijn, en er misschien zelfs voor zorgt dat nieuwe mensen het boek ontdekken en kopen. Natuurlijk is het boek zodra het in september gelanceerd is niet af, nee, mevrouw gaat weer eens een Engelse vertaling produceren. Hopelijk is ‘ie af vóór de feestdagen.
Mijn komende weken in Nederland zitten al aardig vol. Maar ook als ik daarna weer terug ben in Japan, hoop ik iets meer sociale invulling te krijgen. Als het goed is (en blijft – hoi paranoia, jij hier?) zal ik Jean-Jacques wat vaker gaan zien, en kunnen we ook zo nu en dan reizen. In het najaar verwacht ik Riemer, en ook Maan wellicht weer. Eigenlijk is er dus best veel leuks om naar uit te kijken. Scary shit.