Het is alweer drie maanden geleden, maar deze blogpost is al die tijd blijven liggen. Totdat ik op Facebook en Instagram posts voorbij zag komen, van twee mensen die ik volg, die onafhankelijk van elkaar op dit moment in Kyoto verblijven. De kriebels kwamen direct weer boven: “OMG, daar was ik ook! Ik wil terug!” Ik bedoel, hóe geweldig zou het zijn, PokémonGO spelen tussen de aapjes, of een Pikachu vangen in z’n hometown?
Enniewees. Riemer en ik waren maar één volle dag (twee nachten) in Kyoto. De eerste dag kwamen we laat aan, vanuit Nara. De laatste dag reisden we door naar Hakone, daarover later meer. We hebben dus lang niet alles gezien. Geen geisha’s in een good old geisha-pretpark, geen rode bogen, geen gouden tempel. Wél de Kyoto Tower (we zochten een Starbucks om volledig brak te gaan zitten na de bizar drukke busrit vanuit Nara, en die bleek recht onder de toren te zitten), de aapjes en het bamboebos.
Expectations vs. Reality
Dat bamboebos, dat is er weer eentje voor het lijstje expectations vs. reality. Aanschouw.
Riemer en ik vonden het maar niks. Volgepakt met toeristen, hier en daar een bruidspaartje en de incidentele schilderende, oude Japanner. Die kickt op aandacht, waarschijnlijk.
OMAIKOT ZO ZEN
Ook de tempels op de welbekende toeristische route waren volgepakt met toeristen die een muntje gooiden, aan een bel slingerden, twee keer in hun handen klapten en vervolgens thuis een maand niet ophielden over hoe puur en bijzonder deze ervaring was. Tijd voor een detour.
We namen een andere afslag, op zoek naar de ingang van het Monkey Park. En zoals dat vaker gaat in Japan, stonden we – POEF! – in een rustig, prachtig gebied. De toeristenhutjes waren gammel en vervallen, maar daardoor des te schattiger. Af en toe zagen we een wandelaar, maar de selfiestick-zwaaiende menigte was hier niet te bekennen. Heerlijk!
Na het oversteken van een of andere beroemde brug (die er overigens totaal niet boeiend uitzag), zagen we onderstaand bordje hangen. Monkey Park, straight ahead!
We are the monkeys
Om bij de aapjes te komen, moet je een flink stuk de berg op. Het bord bij de ingang heeft het over twintig minuten, maar wie flink doorstapt haalt het ook wel in tien. Afijn, op weg naar de top kwamen we steeds meer aapjes tegen. “Kijk ze niet aan!”, waarschuwde het bord. En eten, daar moest je ook voorzichtig mee zijn. De aapjes zijn brutaal! Eenmaal boven konden we genieten van een prachig uitzicht over Kyoto. En het leukste: om de aapjes te voeren, moeten de ménsen in een kooi. De enige juiste manier, als je het mij vraagt.
Wasabi
Terug aangekomen in het hotel (superfijn hotel trouwens, en heel dicht bij het station!) besloot ik mezelf eens te trakteren op de beste tonijn van Kyoto en omstreken. En hoe cool: ik kon mijn eigen wasabi raspen! (Wist je trouwens dat de wasabi die je in Nederland krijgt vaak geen echte wasabi is? Het is meestal gewoon mierikswortel met kleurstof, en als je geluk hebt 1% wasabi. Echte wasabi is vele malen lekkerder!)
De volgende ochtend was het tijd om de Shinkansen te pakken. We gingen wederom de bergen in, op naar onsen-town Hakone!