“Hi, can I take your order?”
– “Uhm, one blueberry scone and – yes, warm up please – so one blueberry scone and a chai tea latte with…”
“Whoa whoa whoa, take it easy okaaaaay?!”
Kortetermijngeheugen
Zo gingen mijn conversaties met het Starbucks-personeel in San Francisco. Niet één keer, nee, standaard. Als je, naar hun mening, nét even iets te snel bestelt, dan kun je een sneer verwachten. En een overdreven slome afhandeling van je verdere bestelling. “Hmm, een scone hè… Wat is je naam ook al weer? Opwarmen ja?” Vervolgens is hun kortetermijngeheugen weer helemaal blanco (blowen die mensen te veel in hun vrije tijd of zo?) en mag je het tweede deel totaal herhalen. Chai tea latte. With soy. Je krijgt hem vervolgens met koemelk, en als je daar iets van zegt, volgt de meest onoprechte “sorry” die je ooit hebt gehoord. Voor de weebs: Jun’s “gomenasai” is er niks bij. Deze “sorry” is niet alleen onoprecht, er zit ook een verborgen verwijt in: Had jíj maar niet zo snel moeten bestellen, stomme kutklant.
Bio bullshit
Ik kocht een half stokbroodje met avocado voor zeven euro(!) in een bio-eco-hipstertentje, maar het meisje achter de toonbank kon voor dat geld haar mondhoeken nog niet omhoog krullen. Wat? De klanten willen even overleggen? Tel daar een geïrriteerde eye roll bij op. Niet dat het druk is of zo, het zijn de enige klanten in de winkel, maar hey, er zijn belangrijkere dingen te doen. Roddelen met collega’s, bijvoorbeeld. Tel daar een vreselijke vocal fry bij op en je snapt waarom ik gillend gek werd.
Plak
Oh en, schoonmaken, nog zo iets. Ik zag ze bij Starbucks dweilen, maar waarschijnlijk alleen omdat dat in de hoe-run-ik-een-Starbucksfiliaal-manual stond. De vloer werd er geen kruimeltje schoner van. De tafels, zelfde verhaal. Vies, plakkerig, smerig. Tot twee keer toe kreeg ik mijn plak cake gedeponeerd in de plas koffie/water aan het einde van de bar.
Toeps vs. San Fran
Dit kan natuurlijk pech zijn. De botte pech dat wij nét die drie vreselijk arrogante inwoners van San Francisco troffen. Maar een korte zoektocht op internet leerde mij dat dat niet zo was. De gemiddelde dienstverlener is er zo arrogant als een serveerster op een Amsterdams terras.
Vandaag reden we van San Francisco naar Los Angeles. (Aanrader trouwens, de natuur is zo prachtig!) We hebben net onze intrek genomen in een super-de-luxe appartement: groot, schoon, met zwembad en sportclub, in het centrum. Duizend keer beter dan de naar muizen stinkende hotelkamer in SF, die overigens nagenoeg even duur was. Onze huurauto (waarvoor we in San Francisco overigens ook tyfuslang in de rij moesten staan, onze reservering ten spijt) werd ge-valet-parkeerd, onze koffers werden naar boven gebracht en de hotelmedewerkers waren ontzettend aardig, zelfs na twee weigerende credit cards (iets met daglimieten en het hotel in SF dat de reservering niet heeft verwijderd).
Na een lyrische Sabine over SF, en een matige Maan over LA, had ik precies het omgekeerde verwacht. Sterker nog, na vijf kutdagen met slechte nachtrust en LA in het vooruitzicht stond ik op het punt om het vliegtuig terug naar Tokio te pakken. Gelukkig heb ik dat niet gedaan, want hier is alles beter. Kom er maar in Robbie Williams: “Gotta love LA, California!”
(En nee, ik heb dus, op een stel zeeleeuwen en wat Insta Stories na, geen foto’s gemaakt in SF. Dat voelde fake, of zo.)