Een hotel in je woonkamer en circuits in je hoofd

Ik had natuurlijk al eerder in een capsule hotel geslapen. Toen ik in Sendai was, logeerde ik vijf nachten in 9Hours, een modern, fancy capsule-concept. Dus toen ik op Booking.com zag dat Hongkong óók een capsule hotel had, besloot ik daarvoor te kiezen. Dat het hotel op een toplocatie lag, midden in Causeway Bay en bij Charis om de hoek, was een extra doorslaggevende factor.

Goed. Dus ik vlieg vijf uur in een bus met vleugels van HKexpress (geen tv, eten zelf kopen, dat verhaal), pak de airport express, daarna de metro, en ik haast me naar het hotel; ik zou daarna nog met Maan en Yves gaan eten, en ik was al laat.

iets dat door moet gaan voor een Hotel

De ingang was moeilijk te vinden. Gelukkig hielpen twee locals me op weg, en dan nog stond ik met een vragende blik voor de ingang, verscholen tussen een bar en een dierenwinkel. “Dit lijkt wel een shady appartementencomplex? Weten jullie zeker dat hier een hotel is?” Nou goed, ik liep met iemand mee naar binnen, pakte de lift naar de vierde en kwam toen een bordje tegen: L’étoile de Mer. En een dichte deur en een incheckmachine, die in onverstaanbaar blikken Engels dingen probeerde te zeggen.

Terwijl ik bezig was, kwam er een andere gast aan. Deze dame was van het “ik doe het wel even op míjn manier!”-soort, dus zij wilde per sé langs me, begon op de deur te kloppen en wilde de manager bellen. Ik had het ondertussen voor elkaar gekregen mijn paspoort te scannen, waarna ik een bonnetje met QR-code kreeg. Daarmee opende ik de deur. De boze dame liep mee, maar de beheerder van het etablissement verwees haar, tot haar grote ergernis, terug naar de machine. Of ík haar anders even kon uitleggen hoe het moest. Eh, nee dame, zelf lezen, you can do it. Daarbij, ik heb zo een afspraak.

Drie tellen later, terwijl ik me nog stond te verbazen over het hotel, stonden Maan en Yves voor de deur. Ik vroeg de dame van het hotel om mijn mobiele internet-apparaat, dat was gelukkig daadwerkelijk bezorgd, dus hoera, internet. Hey ho, let’s go. In alle haast vergat ik wel dat mijn portemonnee in mijn cameratas zat, die ik net in het hotel in een kluisje had gestopt, maar goed, daar was Maan to the rescue.

Ik at een gyu-don bij Yoshinoya, want ja, je bent in Hongkong of… Oh nee wacht, dat is Japans. Ik zit kennelijk in een soort Japan-town, met winkelcentrum Kyoto-plaza en duizend sushi en ramen om de hoek. Even verderop zit een WEGO, en de pas geopende GU adverteert met: “Dress like Tokyo now!” Eh, ja is goed joh.

Afijn, terug naar het hotel. Letterlijk. Ik ging terug en kwam tot een paar vreemde ontdekkingen. Er is maar één badkamer voor acht vrouwen. In die badkamer zit ook direct de wc. Ik voelde me direct totaal ongemakkelijk, en besloot maar gewoon te gaan slapen met m’n buikkrampen. De capsules zijn prima, met USB-poorten en ventilatie, maar kort! Er zijn niet genoeg lockers voor iedereen. En de dame die de boel beheerde… Die lag te slapen op de bank?!

Wat ís dit?! Het lijkt wel alsof iemand een klein appartement had, niet genoeg verdiende op AirBnB en dacht, weet je, als ik er nu eens 14 capsules in zet, een wandje plaats om een mannen- en een vrouwenruimte te creëren (de mannenruimte is overigens ook direct de ingang, woonkamer en keuken), twee badkamers installeer en iemand heul, heul goede foto’s laat maken… PROFIT!

Kortom, vreemd. “Oh, heel Chinees!”, merkte Charis op. Er zijn overigens ook twee grote pluspunten: de locatie is top, en de badkamer, hoewel dus drukbezet, is heerlijk. De douche heeft zo’n regendouche/massagefunctie, en de wc-bril is Japans, compleet met wasfunctie én verwarming.

3-2-1 hoofdexplosie

Enniewees. Misschien kwam het door het sjouwen met rugtas en cameratas, misschien door het gebrek aan gezond eten en het oncomfortabele vliegen, het gesjees naar het hotel, de koude airco’s in mijn nek of de late afspraak met Maan en Yves… Maar ongetwijfeld speelde het ingeleverde concept van het proefhoofdstuk van mijn boek ook mee. Hoe dan ook, de volgende dag had ik knallende koppijn. (En nu nog steeds een beetje, maar goed, komt goed.)

Ik denk dat het het boek is. Daar voelde ik me in Tokio ook al naar over, direct nadat ik de mail met het proefhoofdstuk had verzonden. Ik hoopte er even vanaf te zijn, maar in plaats daarvan voelde ik me leeg. Ik had niet verwacht dat het schrijven zo heftig zou zijn. Behalve de normale stress van het opleveren van je “baby”, en de angst voor alle kritiek die je daar vervolgens op krijgt, is dit boek ook nog enorm confronterend. Het gaat over mij. Het gaat over wat ik heb. En wat ik erover lees, wat blijkt uit recente onderzoeken en theorieën, betrek ik direct op mezelf.

Zo had ik altijd gehoopt dat ik ooit nog wel beter in dingen ging worden. Dat ik zou gaan leren om met stress om te gaan, dat mijn hoofd ooit eens níet in rondjes zou gaan draaien, dat ik eens niet he-le-maal zou flippen van overprikkeling. En toch zat ik daar gisteren in die capsule, te panieken en te janken en half dood te gaan. “Ah ja, dit zijn van die hyper-connected circuits die op hol slaan. Dat hadden ze in mijn kindertijd moeten voorkomen. Want eenmaal aangelegd, kom je er eigenlijk niet meer vanaf.” Goh. Fijn is dat.

Ik deed alles waarvan ik dacht dat het misschien zou helpen. Oxazepam. Wandelen. Muziek luisteren. Maan appen. Riemer bellen. Het hielp allemaal wel een beetje, maar slapen, mijn rust pakken, dat bleek toch de beste remedie. Ik moest wennen aan de capsule, net zoals ik moest wennen aan mijn kamer in Japan. Aanvankelijk hoor ik elk geluidje, staan de hyper-circuits op hyper-alert. Maar op een gegeven moment zakt dat. Wat het beste helpt? Tijd.

En omdat ik misschien toch nog íets geleerd heb, besloot ik om Maan voor te stellen vandaag iets rustigs te gaan doen. Wandelen, in de natuur. Want mijn circuits mogen dan misschien niet veel rustiger worden, zolang mijn planning dat wél is, kan ik hoofdpijn wellicht toch voorkomen. Ha, take that, autisme!